Genderkinderen

Genderdysfore kinderen, of kortweg genderkinderen, zijn kinderen die worstelen met hun genderidentiteit, het gevoel een jongen of een meisje te zijn. Het is voor deze kinderen niet duidelijk wat ze nou precies zijn, een jongen, een meisje of iets er tussen in.

Het gaat om meisjes die bij voorkeur met jongens en met jongensspeelgoed spelen. Die graag jongenskleding dragen en die een voorkeur hebben voor stoere activiteiten zoals voetbal. Soms zeggen ze dat ze een jongen willen zijn of dat ze zich een jongen voelen. Soms zeggen ze zelfs dat ze een jongen zijn.

Het gaat om jongens die bij voorkeur met meisjes en met meisjesspeelgoed spelen. Die het liefste meisjeskleding, make-up en sieraden willen dragen en die een voorkeur hebben voor meisjesachtige activiteiten zoals bijvoorbeeld ballet. Soms zeggen ze dat ze een meisje willen zijn of dat ze zich een meisje voelen. Soms zeggen ze dat ze een meisje zijn.

Het gaat bij genderkinderen niet om een kortdurende gril, maar om gedrag dat langdurig en opvallend is.

Lees over het groepswerk en de hulpverlening aan kinderen en ouders verder bij Genderkind en ouders (Go, voorheen Berdache), of lees de folder van Expreszo Trans&zo.

‘HET IS PANIEK ALS JE LICHAAM NIET GOED VOELT”
ELLEN DE VISSER − 16/03/13

Peggy Cohen maakte haar levenswerk van een kwetsbare groep: jongeren met ‘genderdysforie’.

Voor buitenstaanders blijft het een niet te bevatten probleem: een lichaam dat de eigen identiteit weerspreekt. Zelfs hoogleraar medische psychologie Peggy Cohen, die de afgelopen dertig jaar honderden transgenders begeleidde, kan zich nog altijd niet indenken hoe het moet voelen om een lijf te hebben dat je verafschuwt. ‘Wat voor ons volkomen normaal is, betekent voor hen een dagelijks gevecht.’

Cohen is gefascineerd door dat ongrijpbare schisma tussen lichaam en geest en maakte er haar levenswerk van. In het Amsterdamse VUmc maakt ze deel uit van een team psychologen, psychiaters, endocrinologen (hormoonspecialisten) en chirurgen die zich hebben gespecialiseerd in de behandeling van die bijzondere patiënten. Binnenkort gaat ze met pensioen en neemt ze afscheid met een internationaal symposium. Dan kijkt ze terug op bewogen decennia waarin ze het ziekenhuis op de kaart zette maar ook werd verguisd om haar aanpak.

Want Cohen stak haar nek uit voor de meest kwetsbare groep: kinderen en jongeren met zogeheten genderdysforie, bij wie gevoel en gedrag niet overeenstemmen met hun geslacht. Samen met kinderendocrinoloog Henriette Delemarre besloot ze vijftien jaar geleden om pubers vanaf 12 jaar, na een strenge selectie, medisch te gaan behandelen. Ze krijgen puberteitsremmers en als hun onbehagen aanhoudt, vanaf hun 16de de hormonen van het gewenste geslacht. Twee jaar later wacht dan de geslachtsaanpassing.

Het was een wereldwijd unieke aanpak die forse kritiek opriep: Zo’n ingrijpend en onomkeerbaar besluit kan toch niet worden overgelaten aan jongeren, nog onvolwassen in hun denkwereld? En wat zijn de fysieke en mentale gevolgen van de behandeling?

Cohen en Delemarre moesten zich jarenlang verdedigen totdat in het buitenland langzaam het besef doordrong dat wegkijken en niets doen ook gevolgen heeft. Ze bestáán immers, kinderen die ervan overtuigd zijn dat ze in het verkeerde lichaam zijn geboren, en zodra de puberteit aanbreekt, die alles benadrukt wat zij niet willen zijn, breekt voor hen een nachtmerrie aan.

Cohen somt de lange lijst landen op die het Nederlandse beleid de afgelopen jaren hebben overgenomen: van Canada en de Verenigde Staten tot Finland en Italië. Zelfs Britse artsen, steevast de felste critici, gaan nu jongeren behandelen, zegt ze lachend. En allemaal komen ze naar het Amsterdamse ziekenhuis om de kunst af te kijken.

Zo’n vijfhonderd kinderen en jongeren heeft haar team intussen gezien. De oudsten zijn jaren geleden al geopereerd. Soms komt ze een enkeling nog weleens tegen. Het gaat hen goed, vertelt ze.

Waarom gaat het de jongeren wél goed? Uit een rapport van het SCP blijkt dat de helft van de transgenders psychische problemen heeft.
‘Volwassenen transgenders hebben een langere voorgeschiedenis, ze zijn vaak al veel meer beschadigd. Er zijn erbij die net zo lang wachten totdat hun moeder is overleden of de kinderen de deur uit zijn. Vaak hebben ze lang geprobeerd hun gevoel weg te stoppen of er op hun eigen manier een invulling aan te geven. Ik zie hoezeer ze lijden. Hun besluit ontmoet weerstand.

‘Met de jongeren gaat het psychisch gezien veel beter. Na afloop van de behandeling functioneren ze net zo goed als hun leeftijdsgenoten. Dat heeft zeker te maken met hoe ze eruit zien. Die buitenkant is voor hen wel degelijk erg belangrijk.’

Is dat de belangrijkste winst van vroeg behandelen?
‘Door puberteitsremmers te geven, kopen we tijd. Als de lichamelijke veranderingen worden stopgezet, verdwijnt de paniek en hebben ze jaren de tijd om te bepalen wat ze willen. Als ze dan doorgaan, zijn ze er cosmetisch zoveel beter aan toe. Dat geldt zeker voor de jongens die zich een meisje voelen. Zij hebben geen zware botten, geen vierkante schouders, geen mannelijke kaaklijn of een zware stem. Dat zijn op latere leeftijd allemaal dingen die niet meer weg zijn te krijgen. En een overtuigende fysieke verschijning voorkomt veel psychisch leed.’

Toch is het terecht dat er zorgen zijn over de gevolgen. Wat doen die puberteitsremmers, en die geslachtshormonen op lange termijn?
‘Uit onze onderzoeken blijkt vooralsnog dat op lichamelijk gebied alles goed komt. We hebben al die jaren heel veel lichaamskenmerken gemeten en de resultaten zijn niet verontrustend. Ook de botopbouw ziet er goed uit. Maar een definitief oordeel daarover moeten we afwachten tot de eerste lichting midden twintig is, want de opbouw gaat tot die tijd door.’

Hersenstudies hebben we ook gedaan maar wat het effect is van puberteitsremmers op het functioneren op hun dertigste weten we nog niet. We zien hen natuurlijk wel als ze op controle komen en het lijkt er zeker niet op dat er iets bijzonders met hen aan de hand is.

‘We hebben nu met een aantal andere landen een databank opgezet. Voorlopig komen daar eerst de gegevens in van alle jongeren bij binnenkomst maar op den duur willen we het effect van behandelingen gaan meten en vergelijken.’

Nooit iemand ontmoet die spijt heeft?
‘Jaarlijks melden zich 125 kinderen en jongeren bij ons aan. Van alle kinderen die vóór de puberteit op gesprek komen, zet slechts 20 procent door. Voordat we met de behandeling beginnen, laten we kinderen altijd in de puberteit komen en die hormonen doen een hoop, zo blijkt. Er zijn veel beginnende pubers bij wie de gevoelens van genderdysforie dan afnemen. Van de jongens blijkt een groot deel later homoseksueel.

‘Van alle jongeren die de afgelopen jaren met puberteitsremmers zijn begonnen, zijn er drie halverwege gestopt. Hun eigen puberteit komt dan alsnog op gang. Van de groep die vervolgens hormonen van het andere geslacht gaat gebruiken, heeft nog nooit iemand spijt gekregen.’

De meest intrigerende vraag is natuurlijk: hoe ontstaat het? Heeft u daar een antwoord op?
‘Nog niet eens zo lang geleden werden transgenders beschouwd als psychiatrische patiënten die psychotherapie nodig hadden om ze van de afkeer van hun lijf te verlossen. Hersenonderzoeker Dick Swaab heeft ontdekt dat een heel klein gebied in de hersenen bij transseksuelen anders is dan bij niet-transseksuelen. Maar er is meer aan de hand. Wij hebben de afgelopen jaren bij veel jongeren functioneel MRI-onderzoek gedaan om hun hersenfuncties te bestuderen. We hebben ze in de scanner bijvoorbeeld een toets laten maken die ruimtelijk inzicht meet of hun gevraagd emoties op gezichten te benoemen. We hebben ook het effect gemeten van het ruiken van bepaalde stoffen. De hersenen van mannen en vrouwen reageren verschillend op die stoffen.

‘Er zijn aanwijzingen dat de hersenen van jongeren met genderdysforie anders reageren dan die van hun leeftijdsgenoten. Maar de resultaten zijn nog niet eenduidig en we moeten meer onderzoek doen. Bijvoorbeeld om de gebieden te specificeren waar de verschillen huizen en het verband vast te stellen met de genderidentiteit.’

Is de beeldvorming rond transgenders veranderd door de openheid? Ik denk aan Maxim Februari, die publiekelijk zijn transformatie bekend maakte.
‘Door alle media-aandacht zijn mensen wel gewend geraakt aan het verschijnsel. Ik denk dat ook de jongeren in grote mate hebben bijgedragen aan een betere beeldvorming. Ze zien er onopvallender uit en daardoor kunnen anderen zich veel makkelijker met hen identificeren. Maar toch, een transgender haalt ons vaststaande wereldbeeld onderuit, de vanzelfsprekendheid waarmee we signaleren of we met een man of een vrouw te doen hebben. Veel mensen houden daar moeite mee.’

Als de jongeren het zoveel beter doen, zou je transgenders allemaal op jeugdige leeftijd moeten behandelen.
‘Dat is onmogelijk, want er zijn er velen die pas op latere leeftijd hun gevoelens ontdekken of toelaten. Jaarlijks melden zich driehonderd volwassenen bij ons. Na de behandeling is dan voor henzelf het probleem opgelost: het onbehagen over het eigen lichaam is verdwenen. Maar dat betekent inderdaad nog niet dat ze door de omgeving worden geaccepteerd. Sociale uitsluiting ligt op de loer. Velen hebben problemen met relaties en werk.’

Is het wel zinvol om mensen op late leeftijd nog te behandelen als de maatschappelijke gevolgen zo ongunstig zijn?
‘Dat is eigenlijk een oneerlijke vraag. Als je een patiënt behandelt voor een longziekte, meet je het succes van de behandeling ook niet af aan hoe het hem daarna op sociaal gebied vergaat. Je kijkt of die ziekte weg is. Vreemd genoeg worden aan de behandeling van transgenders hogere eisen gesteld. Als ze daarna geen werk hebben of eenzaam zijn, klinkt al snel kritiek. Die behandeling, hoe zwaar ook, wordt toch nog vaak beschouwd als een vrije keus, als een luxe bijna. Aan die longziekte ga je mogelijk dood, maar iemand in een verkeerd lichaam kan daar heel oud mee worden, zonder ingrijpen. Maar ik heb zoveel transgenders gesproken. Ik ben ervan overtuigd geraakt dat er nauwelijks een keuze is als je lichaam voelt als een ontkenning van je identiteit.’

MARVIN RENSSEN (17)
‘Het was mijn kleuterjuf die tegen mijn ouders zei dat mijn gedrag wel erg ver ging. Zo jong wist ik al dat mijn lichaam niet bij mij paste. Ik was 8 jaar toen ik voor het eerst naar het VU-ziekenhuis ging voor een gesprek. Daar werd de diagnose genderdysforie gesteld.

Vlak na mijn 11de verjaardag hebben mijn ouders een tweede geboortekaartje rondgestuurd, om aan te kondigen dat hun dochter een zoon was geworden. Toen heb ik ook mijn naam veranderd. Ruim honderd kaartjes hebben ze op de bus gedaan.

Twaalf jaar was ik toen ik met de puberteitsremmers begon. Na een paar jaar bleek bij controle dat ik een heel hoge bloeddruk had. Ik moest stoppen met de remmers, dat was verschrikkelijk. De puberteit kwam alsnog op gang en dat was precies wat ik niet wilde. Toen pas besefte ik hoe afhankelijk ik voor mijn toekomst ben van de medicijnen en de hulp van de artsen. Ik mocht gelukkig doorgaan met de remmers toen bleek dat mijn bloeddruk niet daalde. Ik slik nu medicijnen tegen die hoge bloeddruk.

Toen ik 16 werd, heb ik een hormoonfeest gegeven voor mijn vrienden en familie. Dat was het moment waar ik naar uit had gekeken en ik met testosteron mocht beginnen. Eens per maand ga ik nu naar de huisarts voor een injectie in mijn bovenbeen. Ik ga dat prikken nu zelf leren, ik zal het de rest van mijn leven moeten blijven doen omdat ik dat hormoon niet zelf aanmaak. Over een half jaar word ik voor het eerst geopereerd, mijn baarmoeder en eierstokken worden dan weggehaald. Dan kan ik ook meteen die v op mijn identiteitskaart laten veranderen in een m.

Het gaat heel erg goed met me. Afgezien van wat vervelende opmerkingen heb ik nooit moeilijkheden ondervonden. Ik heb een vriendin die natuurlijk weet wat er aan de hand is. Ze heeft er geen enkel probleem mee.’

CV PEGGY COHEN-KETTENIS
1948 Geboren in Jakarta, Indonesië
1968 Studie psychologie Universiteit Utrecht
1993 Bijzonder hoogleraar genderontwikkeling en psychopathologie Universiteit Utrecht
2003 Hoogleraar medische psychologie VUmc, hoofd genderteam
2005 Directeur kennis- en zorgcentrum genderdysforie (VUmc)